Nieuws roze ouderschap

Advies herijking ouderschap

Meerouderschap

Enkele tientallen jaren geleden was het juridisch ouderschap vrij duidelijk. Genetisch ouderschap en juridisch ouderschap vielen doorgaans samen: kinderen werden voornamelijk geboren uit het huwelijk van een man en een vrouw. Vandaag de dag zijn er, meer dan vroeger, verschillende gezinssituaties: eenoudergezinnen, samengestelde gezinnen (fusiegezinnen), gezinnen van ouders van gelijk geslacht (regenbooggezinnen), meergeneratiegezinnen en meerdere personen die met elkaar een of meer kinderen verzorgen en opvoeden. De Staatscommissie wil de belangen van kinderen in al dit soort gezinssituaties juridisch borgen. Daarom doet zij een aantal voorstellen voor aanpassing van de regelgeving. Zo wil zij onder meer een regeling instellen voor juridisch meerouderschap, meeroudergezag en een Nederlandse regeling voor draagmoederschap.

Maximaal vier juridische ouders

Een van de voorwaarden voor juridisch meerouderschap zou moeten zijn dat een kind maximaal vier juridische ouders kan hebben, die maximaal twee huishoudens vormen. Vóór de conceptie van het kind moeten de ouders aan de rechter een meerouderschapsovereenkomst overleggen, waarin afspraken zijn gemaakt over onder meer zorg- en opvoedingstaken, de hoofdverblijfplaats van het kind, de verdeling van de financiële lasten en de geslachtsnaam.  Voor het toekomstige kind zal een bijzondere curator worden benoemd, die de rechter moet adviseren over de zorgvuldigheid van het traject. Belangrijk is dat een duidelijk aanwijsbare band bestaat tussen alle ouders enerzijds en het kind anderzijds. Daarnaast adviseert de Staatscommissie dat meerdere personen het gezag over een kind kunnen uitoefenen (meerpersoonsgezag). Hierbij zou moeten worden aangesloten bij de voorwaarden die aan het juridisch meerouderschap worden gesteld.

Regeling voor draagmoederschap

Daarnaast is een wettelijke regeling nodig voor draagmoederschap. Draagmoederschap komt binnen Nederland vrij weinig voor, maar lijkt wereldwijd toe te nemen. Nederlandse wensouders richten zich op draagmoederschap in het buitenland door het gebrek aan mogelijkheden in Nederland. Hieraan zitten nadelen: in veel landen is de positie van de draagmoeder onvoldoende beschermd, is het onderscheid tussen draagmoederschap en kinderkoop niet altijd helder en dreigt het gevaar van kinderhandel. De Staatscommissie wil dan ook dat er een wettelijke regeling komt, die garandeert dat het traject van draagmoederschap zorgvuldig verloopt, met respect voor de menselijke waardigheid van het kind en van de draagmoeder. De regeling moet het kind vanaf de geboorte rechtszekerheid bieden over ouders, nationaliteit, naam en gezag. Ook de draagmoeder en de wensouders krijgen zo zekerheid over hun positie en verantwoordelijkheden ten opzichte van het kind. Ook moet het kind zijn ontstaansgeschiedenis in de toekomst kunnen achterhalen. De draagmoeder heeft er belang bij dat zij wordt begeleid en onafhankelijk wordt voorgelicht over psychologische en juridische gevolgen van het draagmoederschap. Haar medische en financiële risico’s moeten goed zijn afgedekt. Zij neemt immers een grote verantwoordelijkheid op zich voor een kind dat zij in beginsel niet zelf zal verzorgen en opvoeden. De Staatscommissie adviseert daarnaast om ook een regeling te maken voor de erkenning van de juridische positie van kinderen die uit een draagmoeder in het buitenland zijn geboren. Deze regeling moet dezelfde waarborgen voor draagmoeder en kind garanderen als de regeling in ons land.

Recht op informatie over ontstaansgeschiedenis

Bij regelingen voor juridisch meerouderschap en draagmoederschap is het niet altijd meer vanzelfsprekend dat een kind met zijn ouders genetisch verwant is. De informatie over zijn ontstaansgeschiedenis wordt dan ook belangrijker. Daarmee worden bedoeld de gegevens van de eventuele zaad-, eicel- of embryodonoren, de gegevens van de eventuele draagmoeder en de gegevens van de betrokken instanties die hebben bemiddeld of medische assistentie hebben verleend. Een kind heeft recht op die informatie.

Kernen van goed ouderschap

Het recht van een kind op inzicht in zijn ontstaansgeschiedenis heeft de Staatscommissie verwoord in een van de zeven kernen van goed ouderschap. Samen met het Kinderrechtenverdrag vormen die de maatstaf bij de voorstellen voor het aanpassen van wet en regelgeving. Het gaat om: (1) een onvoorwaardelijk persoonlijk commitment, (2) continuïteit in de opvoedingsrelatie, (3) verzorging en zorg voor lichamelijk welzijn, (4) opvoeding tot zelfstandigheid in sociale en maatschappelijke participatie, (5) het organiseren en monitoren van de opvoeding in het gezin, de school en het publieke domein (de drie opvoedmilieus), (6) de vorming van de afstammingsidentiteit en (7) de zorg voor contact- en omgangsmogelijkheden van voor het kind belangrijke personen, onder wie de andere ouder.

samenvatting advies herijking ouderschap

terug naar roze ouderschap

 

Wet lesbisch ouderschap

De Wet lesbisch ouderschap is een wijziging in Nederlandse ouderschapswetgeving die op 1 april 2014 inging. De wet stelt het juridisch ouderschap van twee vrouwen gelijk aan dat van een hetero-stel. Sociaal ouderschap wordt hierbij als grond voor familierechtelijke rechten en plichten erkend, naast biologisch ouderschap.

Voor 1 april 2014 was het voor vrouwen slechts op twee manieren mogelijk moeder te worden:  een kind baren of een kind adopteren.

Door de invoering van de wet is het mogelijk geworden om op twee andere manieren moeder te worden:
– automatisch moeder worden indien het kind geboren is in een huwelijk (of geregistreerd partnerschap) en de   donor een onbekende donor is afkomstig van een erkende Nederlandse fertiliteitskliniek,
– een kind erkennen.

De Wet lesbisch ouderschap maakt het dus veel makkelijker voor de duomoeder om juridisch ouder te worden. Automatisch ouderschap of ouderschap door erkenning zijn zowel goedkoper (zo’n €1.100 per kind) als sneller dan ouderschap door een adoptieprocedure.Daarmee krijgen lesbische ouderparen dezelfde ouderschapsrechten en plichten als heterogezinnen. Veel van deze ouderschapsplichten hebben betrekking tot de zorgplicht voor het kind in kwestie.

Voor het kind in kwestie geldt het volgende:

  • Een kind met twee lesbische ouders wordt niet langer wees als de natuurlijke moeder overlijdt.
  • In geval van scheiding hebben beide ouders alimentatieplicht.
  • Op de kinderen is erfrecht van toepassing.
  • Kinderen mogen zowel de achternaam van de biologische moeder, als de duomoeder, als beide moeders gegeven worden.

Voorwaarden

De donor moet anoniem zijn (en de donatie moet afkomstig van een erkende Nederlandse fertiliteitskliniek die een verklaring kan afgeven) om in aanmerking te komen voor automatisch juridisch moederschap. Deze regeling is om er zeker van te zijn dat de biologische vader geen rol zal spelen in de verzorging en de opvoeding van het kind. Automatisch juridisch moederschap van de duomoeder is tevens alleen mogelijk als de duomoeder en de biologische moeder getrouwd zijn, of als ze een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan.

Met toestemming van de biologische moeder kan de duomoeder alsnog het kind erkennen, ook als het afkomstig is van een bekende donor of als de vrouwen niet gehuwd zijn of geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Een kind kan echter nog steeds maar maximaal twee juridische ouders hebben. De biologische moeder bepaalt wie de tweede ouder van het kind wordt: de duomoeder of de donor. Automatisch juridisch ouderschap of ouderschap door erkenning voor duomoeders is vaak geen optie in andere landen. Dit kan ervoor zorgen dat moederschap van de duomoeder niet erkend wordt in het buitenland. Adoptie kan in het buitenland meer erkenning verwachten.

terug naar roze ouderschap